Het recht van hypotheek is een zekerheidsrecht. Het wordt gevestigd ter verzekering van de betaling van een vordering. Indien de schuldenaar niet voldoet aan zijn betalingsverplichting, kan de hypotheekhouder tot executie (openbare veiling) van het goed overgaan om uit de opbrengst van de veiling zijn vordering te innen.
Het recht van hypotheek wordt gevestigd op onroerende goederen.
Roerende goederen zijn niet voor hypotheek vatbaar.
De eigenaar van een onroerend goed die het recht van hypotheek verleent (de schuldenaar) wordt aangeduid als "de hypotheekgever". Zijn financier, aan wie hij het recht van hypotheek verleent, wordt aangeduid als "de hypotheeknemer". Zodra het recht van hypotheek aan hem is verleend, wordt hij aangeduid als "de hypotheekhouder". Het onroerend goed waarop de hypotheek is verleend wordt aangeduid als "het onderpand".
De hypotheekakte is een notariele akte. De hypotheekhouder ontvangt een grosse van deze akte. De twee meest bekende hypotheekvormen zijn:
1. de vaste hypotheek
Dit is de normale vorm van hypotheek waar de wet van is uitgegaan. Indien iemand geld wil lenen en daartegenover hypotheek wil vestigen op zijn onroerend goed, wordt een akte van geldlening met hypotheekstelling opgemaakt.
2. de krediet- of bankhypotheek
Deze hypotheek wordt verleend in de verhouding tussen een bank en een cliënt. Bij deze vorm van hypotheek wordt niet perse geld geleend, doch tussen bank en cliënt wordt afgesproken dat de cliënt krediet kan opnemen bij de bank, waartegenover de cliënt hypotheek vestigt op zijn onroerend goed.